Het regent in Waterland. In het midden van de middag fiets ik naar Amsterdam om te praten over bomen. Ik peddel mezelf op gang, als ik intussen mijn best doe om de regen te omarmen. Met zo’n dertig kilometer voor de wielen word ik toch wel nat. Nadat ik het eiland verlaat, wil ik de Zeedijk opdraaien om naar Durgerdam te koersen. Geen doorbraak hier. Ik neem de fiets ter hand en trotseer een glibberig trappetje naar beneden.
In Zuiderwoude raak ik verstrikt in mijn blikveld. Vertwijfeld schiet ik een oude man aan om de weg te vragen. Wijzend naar zijn paraplu verkondigt hij schalks dat dit niet zíjn dag is om vrolijk rond te fietsen. Gekscherend voorzie ik ‘m van een weerwoord door nét dat ene liedje van Boudewijn de Groot aan te stippen. Glimlachend en wat verbouwereerd kijkt hij me na, als de fietstocht me de opvolgende kilometers trakteert op een levendig landschap. Koeien, schapen, zwanen, eenden, meerkoeten én een zilverreiger trekken aan mijn ogen voorbij. Het hemelwater maakt de grasvelden nóg zompiger. In de vele boerensloten kwaken de kikkers van Waterland honderduit. Even sta ik stil.
Verderop in Durgerdam versmelten schilderachtige huisjes zich met buitengewone bootjes. Éven lijkt het op te klaren. Het blijkt een luchtspiegeling. In gedachten verzonken ga ik bij Schellingwoude de brug op naar Amsterdam. Daar ontmoet ik in de avond de groep enthousiaste creatievelingen voor de bomenbijeenkomst. De ontmoeting is opgezet door Buurtlicht, een initiatief om de stad met kunst te verlichten. We opperen ideeën over een schimmelspel, Babylonische bomen en drumcirkels om de aardemeesters te begroeten. Het gesprek ontaardt zelfs in de stamboom: is een els nu vrouwelijk en een beuk mannelijk? Over één punt zijn we het allen eens: we willen we de bomen stem geven, een verhaal laten vertellen. De liefde voor de houten wachters gaat diep. Een kennis zei het ooit eens tegen me na me enkele minuten te observeren: “Jij bent een bomenman.” Hij had gelijk.
Op de terugweg regent het niet meer. Het wordt langzaam donker, als ik opmerk dat de koplamp van mijn fiets niet werkt. Straatlantaarns verdwijnen uit het zicht. Ik besluit de witte strepen op de weg te volgen, zoals ik dat al eerder deed bij een afdaling van de Timmelsjoch tijdens een onvergetelijke hardlooptocht. Het gaat bijna als vanzelf, totdat de strepen plotsklaps ophouden. Gelukkig heb ik nu het kanaal links van me en dienen de plassen water als extra richtpunt. Af en toe schijn ik bij met mijn telefoon.
In de verte zie ik het eiland. Eindelijk. De windmolens brommen gestaag als ik de oversteek maak. Midden op de brug zoekt een camper de nacht op. Aan mijn linkerhand golft de Gouwzee, rechts schommelt de stilte op het Markermeer. Oké, bíjna dan, want de kikkers van Waterland kwaken ook nu. Ze houden me wakker, als ik mezelf in de duisternis via de witte strepen een weg naar huis baan.