We – Tanja, haar dochter en haar vriend en ik – vergapen ons aan de Markthal in Amsterdam. Hier vertonen we vandaag ons kunstproject om bomen een wezenlijke stem te geven. Via een met hekken afgezette achteringang wurmen we ons naar binnen, als een enthousiaste dame ons tegemoet treedt. Ze weet ons te vertellen dat de hal in 1934 werd geopend om, je raadt het misschien al, levensmiddelen te verhandelen. Destijds werden deze producten via talloze insteekhavens naar de pakhuizen verscheept en gold de Markthal als hub waarin deze bedrijvige handelsgeest samenkwam. In de jaren ‘70 en ‘80 verdwenen de havens en pakhuizen langzaam uit beeld, mede door de opmars van de vrachtauto. “Uiteindelijk werd de Markthal overbodig en stond deze meer dan tien jaar leeg”, rept de dame. Om te exposeren mogen we kiezen uit twee kamers. De keuze is eenvoudig, één bevat een – weliswaar onbemande – bar. We stallen geconcentreerd ons materiaal uit, wanneer plots een man aarzelend binnenstapt om een cola te bestellen. Teleurgesteld verlaat hij de ruimte, maar niet voordat hij tóch even een blik werpt op de boomkunst in aanbouw. Een vrolijke knaap groet Tanja en mij. “Roep even als je stroom nodig hebt”, aldus Storm. Bliksemsnel schiet hij het centrum van de Markthal in.
Dit centrum – 70 bij 100 meter in omtrek en tientallen meters hoog – is vanmiddag het decor van een buurtmaaltijd, georganiseerd door Markt Centraal. Een Oezbeekse kok is druk in de weer om een driegangenmenu aan zo’n 200 bezoekers voor te schotelen. Een jazzband met Zuid-Afrikaanse muziek speelt de ruimte warm. Via een heus markttreintje stromen de eerste bezoekers binnen. Enkelen kijken een poosje rond, het gros zet zich vrijwel direct aan de vele lange tafels. Het kloppend hart van de hal is verder gevuld met stellages van pallets, een grote houten bar en heel veel kunstwerken. Sociale waarde voegt zich, als velen genieten van het feestmaal. Een bijzonder tafereel, gestoeld op grond van de gemeenschappelijke deler.
Tussen de gerechten door begeven heel wat mensen zich naar de bomenkamer, waar ze in de Keltische bomenkalender speuren naar hún boom. Het meest verbaast zijn ze over het karakter van bomen; het lijken soms net mensen, diepgeworteld in hun zijn. Met verhalen, gedichten, boommaskers, muziek en dans willen we de bomen via Buurtlicht – verlichtende kunst in de buurt – een gezicht én een stem voor de toekomst geven. Tanja verdedigt vurig díé stem. Schoorvoetend volg ik en beweeg ik me door de menigte, vertellend over de sprekende bomen. Na het toetje kijk ik verbaasd terug: hoe durfde ik dít? Want ik vind het nog altijd doodeng mezelf in grote groepen onbekenden te tonen zónder podium. Een overwinning op mezelf naar goed voorbeeld, besluit ik opgetogen.
De Markthal loopt langzaam leeg, waardoor deze nóg immenser oogt. Het gerucht doet de ronde dat er boven in de kantoorpanden verwoede gesprekken plaatsvinden met kunstenaars. Ik tel zesentwintig kamers op de begane grond. Hopelijk vullen deze zich spoedig met kunst in alle mogelijke vormen. Door de samenkomst van vandaag komt díé wens een stukje dichter in de buurt.